mera peak
een onvergetelijk avontuur

Voor She Summits mocht ik een blog schrijven over mijn Mera Peak Avontuur.
Je kan het verhaal hier grotendeels lezen en het complete verhaal op de website van She Summits

November 8, 2024
Vandaag begint onze beklimming van Mera Peak. Ik sta op 5.000 meter hoogte, en de spanning en opwinding hangen als trillingen in de lucht. Voor me rijzen witte toppen op, scherp afgetekend tegen een verbluffend helderblauwe hemel. En als ik mijn ogen samenknijp, zie ik daarboven, heel in de verte, kleine stipjes die langzaam over de besneeuwde hellingen kruipen. Een rilling gaat door me heen. Zal ik daar morgen ook staan? 


26 oktober 2024

Ruim twee weken eerder ben ik vertrokken vanuit Japhre voor onze Mera Peak Trekking. 19 dagen in totaal gaan we erover doen. Naast onze groep van 8 personen bestaat ons team uit onze hoofdgids Gyaljen Sherpa, twee assistent gidsen; Nima en Nima (makkelijk te onthouden). Allen zeer ervaren Sherpa mannen met vele beklimmingen op hun naam. En daarnaast ook 6 dragers; Pema Sherpa, en 5 Rai mannen; Daimand, Jagat, Laxman, Ashok en Nima Raj. 

Vanuit Kathmandu vertrokken we per jeep naar Japhre, een tocht van negen uur door een landschap vol ravage van recente overstromingen. Stil kijken we uit over de verwoesting: puin aan hangbruggen, rivierbeddingen metersdiep uitgesleten. Wat ik al wist door mijn werk bij Stichting Nepal, kwam nu hard binnen. Samen delen we de stilte en de dankbaarheid voor onze goede en rijke  levens waar natuurrampen geen gevaar zijn. Moe en vol indrukken bereiken we Japhre. 

Binnen in de kleurrijke lodge wacht de eigenares ons op met haar warme lach. Haar glimlach voelt vertrouwd en huiselijk. De geur van warm eten dringt mijn neus binnen en maakt me hongerig. We drinken thee en eten samen. Inmiddels is het buiten donker en hoor ik muziek en gelach van buiten. Door de ramen zie ik een knetterend kampvuur. De vlammen dansen op en neer en werpen een warme gloed over de porters en chauffeurs die gezamenlijk rondom het vuur staan. Ik loop naar buiten, waar het feest zich afspeelt. De geur van houtrook mengt zich met de frisse berglucht. Wim en Pim staan op het dak van de jeep te dansen terwijl ze luidkeels meezingen met “Laat de zon in je hart”. Binnen de kortste keren is iedereen buiten en zingen we allemaal mee, het vuur knettert, de nacht zindert van leven. Boven mij ontvouwt zich een onvoorstelbare sterrenhemel en het voelt alsof je ze bijna kunt aanraken. Hier, onder de miljoenen sterren, voel ik het: de toon is gezet. Deze trekking is begonnen, en het belooft onvergetelijk te worden…


28 oktober 2024

Onze eerste uitdaging volgt twee dagen later. Nog in het donker stap ik om 04.30 uur naar buiten. De lucht ruikt scherp en fris. Langzaam beginnen we aan de klim naar de top van Pikey Peak, op 4.066 meter hoogte. De klim is kort en niet technisch maar mijn hart bonkt en ik worstel om genoeg zuurstof uit de ijle lucht te halen. Elke stap kost net iets meer moeite. Na bijna 2 uur bereik ik de top, precies op tijd voor een van de mooiste zonsopgangen ooit. De opkomende zon weerspiegelt een gouden gloed op een panorama van de hoogste bergtoppen, waaronder Mount Everest, Manaslu, Lhotse en ook Mera Peak. De top van Mera Peak is nu slechts een van de vele witte bergpieken. Toch blijven mijn ogen zoeken naar deze top. Dit is mijn doel, zal ik over twee weken daar staan aan de overkant, tweeënhalf duizend meter hoger?

De dagen die volgen trekken we verder, op en neer door de warme, vochtige Nepalese jungle. De paden zijn steil, de trappen eindeloos, en de warmte plakt aan mijn huid. Waar ik had gehoopt op uitzichten over witte bergtoppen, zie ik vooral nevel en grijze wolken. Soms breekt het wolkendek plots open, als een gordijn dat opzij schuift, en vang ik een glimp op van de bergen, soms zelfs van Mera Peak zelf. Alsof ze wil zeggen; hier ben ik, hier moet je naar toe. Die momenten zijn magisch, maar zaaien ook twijfel. Want als ik nu al worstel in deze jungle, hoe moet dat dan straks, op ruim 6.000 meter? Wat als ik het niet kan? Wat als ik het niet haal? De angst sluipt langzaam naar binnen, zachtjes, net als de mist tussen de bomen.

Dag na dag raken we steeds hoger en lopen we de jungle uit. Vanaf ongeveer 3.600 meter bevinden we ons boven de boomgrens. De typische Nepalese bergomgeving laat zich zien. De ruige grijze rotsen, bruinrode struiken en ergens achter de wolken moeten ook de witte bergtoppen zich bevinden. We komen steeds dichterbij. 


8 november 2024 
Vandaag start onze beklimming van Mera Peak. Ik sta op 5.000 meter hoogte, en de spanning en opwinding hangen als trillingen in de lucht. Voor me rijzen witte toppen op, scherp afgetekend tegen een verbluffend helderblauwe hemel. Het gaat beginnen.

Vanaf Khare lopen en klauteren we de eerste twee uur nog over rots en stenen. Mijn voeten schuiven soms weg over het losse grind, mijn handen raken de koude, ruwe stenen als ik me omhoog duw. Bij de voet van Mera Peak, net voorbij Base Camp, stoppen we. De lucht is ijl en scherp. We doen onze harnassen en spikes aan. Vanaf hier gaan we in touwgroepen verder. Mijn groep bestaat uit de lange Nima Sherpa als gids, samen met mijn twee maten: Wim en Pim.

Het tempo is langzaam, heel héél langzaam. Dit heeft twee redenen; ten eerste houd je het lopen zo langer vol op deze hoogte. Ten tweede kan je lichaam rustiger wennen aan deze hoogte. Vanaf de eerste meters zitten we er goed in. Ik kan aan mijn lichaam goed merken dat we inmiddels ruim boven de 5.000 meter zitten.

De uitgestrektheid van de Mera La die we passeren geeft het idee dat ons eindpunt al dichtbij is maar schijn bedriegt. De rots waarachter High Camp zich bevindt lijkt dichtbij maar het duurt dan nog zeker 1,5 uur voor we moe en opgelucht ons eindpunt bereiken. Eenmaal daar ben ik sprakeloos. Niet alleen omdat het praten door de hoogte en vermoeidheid lastig is maar omdat deze plek en dit uitzicht ongelofelijk mooi is. 

Ik kan gewoon niet geloven dat ik hier ben. De kleine gele tentjes die zo kwetsbaar op steile rotsige richels staan. Om ons heen rijzen de witte reuzen van de Himalaya op, hun toppen glinsterend in het late licht. Onder mij ligt een dik, deinend wolkendek, alsof ik zweef boven een eindeloze zee van mist. Ik voel hoe de emoties in me opborrelen, warm en rauw tegelijk. Wat voel ik me dankbaar om hier te mogen zijn, op deze plek die bijna te mooi is om echt te zijn. Met koude handen om een dampende kop thee staar ik naar de laatste zonnestralen. Voor m’n ogen transformeren de witte bergtoppen langzaam, van glinsterend wit naar diep goud en oranje, alsof iemand het landschap heeft aangestoken met zacht vuur. Dan, bijna ongemerkt, zakt de zon weg en trekt de kou op. De heldere, lichte wereld om ons heen maakt plaats voor duisternis, voor kilte. De sterren wachten al.

Ik snel me naar de geïmproviseerde keuken. Het zijn slechts een paar houten balken en golfplaten vastgemaakt aan een hellende rotswand. De pannen staan op het vuur en laten de sneeuw smelten waar straks onze rijst in gekookt gaat worden. De kok is een man die hier alleen werkt, drie maanden in het voorjaar en drie maanden in het najaar. Hij kookt voor de mensen die aankomen in high camp, voor de mensen die midden in de nacht vertrekken voor hun toppoging en de mensen die weer terugkomen van de top. Dit gaat de hele dag en nacht zo door. Wanneer hij slaapt weten we niet.  Ik neem plaats in de warme keuken en langzaamaan volgt de rest van de groep. Ik merk dat de hoogte er behoorlijk inhakt bij een aantal. We bevinden ons nu op 5.800 meter. Waar ik zelf wel enige hoofdpijn heb blijkt dat een aantal zich behoorlijk beroerd voelen. Eén van onze groep zelfs dusdanig dat ze betwijfelt of ze vannacht zal vertrekken. Natuurlijk balen we hier allemaal van maar zien duidelijk dat het niet goed gaat. We gaan vroeg slapen, de wekker staat om 00.15 uur.

Plassen bij -20 graden.

Het is tussen de -15 en -20 graden en ik moet plassen. Vanaf mijn tentje naar het houten hok wat een toilet moet voorstellen is geen optie. Alle inspanning op 5.800 is al veel. Laat staan je met deze temperaturen uit je warme slaapzak wurmen en je schoenen aantrekken om vervolgens om de hoek achter een rots te gaan plassen. Wanneer ik de hoek omkom slaat een koude ijzige wind me in mijn gezicht. En zodra ik mijn broek naar beneden trek om te gaan plassen trekt mijn blaas samen van de kou en kan ik het wel vergeten. Een paar druppels, verder kom ik niet. Zodra ik eindelijk weer in mijn warme slaapzak lig voel ik het alweer; ik moet plassen. Dit herhaald zich ongeveer 4 keer totdat mijn blaas zich eindelijk gewonnen geeft. Zo, dat lucht op, nu hopelijk een paar uurtjes slapen voor we gaan vertrekken.


9 november 2024
Ondanks de spanning die ik voel en de harde wind die ons tentje laat klapperen val ik toch af en toe weg. Ik word dan ook wakker van een wekker die afgaat om 00.15 uur. Een paar minuten later staan Nima en Nima al compleet aangekleed met een heerlijke beker warme thee voor de tent. De kom met rijstepap laat ik staan, ik krijg geen hap weg. Mijn eigen energy repen en gummies zijn allemaal bevroren. Het enige wat ik eet is een Dextro. Dat moet maar even voldoende zijn. Ik moet me klaarmaken voor onze toppoging. 

In de koude duisternis, verlicht door enkel onze hoofdlampen en een eindeloze sterrenhemel die zó dichtbij lijkt dat ik ze bijna kan aanraken, maakt onze gids Nima me klaar voor vertrek: hij controleert mijn harnas, zet mijn stijgijzers vast en knoopt de touwen. We lopen stapje voor stapje omhoog, langzaam, zwijgend, omringd door niets dan nacht en de ijzige wind. Ik verlies alle gevoel voor tijd en plaats; zie alleen de sneeuw voor mijn voeten en voel na elke twintig stappen de behoefte om te stoppen. Mijn onzekerheid slaat toe, ben ik niet te zwak, houd ik de anderen op? Maar Wim en Pim stellen me gerust en houden mij in de groep. We wisselen van positie in de groep en het team hervindt het ritme. Wat ben ik dankbaar voor deze twee mannen. Achter mij kleurt de zwarte hemel langzaam oranje, en dan breekt de zon door, stralend boven het wolkendek en tussen de reuzen van ijs en steen. Hoewel mijn handen bijna direct bevriezen bij het uitdoen van de twee paar handschoenen kan ik het niet laten foto’s en filmpjes te maken. De warmte van de zon geeft me nieuwe kracht, het vertrouwen groeit en ik wéét ik ga die top halen. En vanaf dat moment is er geen twijfel meer, alleen voetje voor voetje vooruit.

Voor mij rijst het laatste stuk van de klim op, steil en glinsterend in het felle zonlicht. Een vaste lijn slingert zich naar boven over de ijswand, de enige houvast. “Maximaal een kwartier,” zegt Nima, na bijna zesenhalf uur ploeteren door sneeuw en kou lijkt het niks maar mijn hoofd zegt wat anders. De steile wand lijkt bijna onoverbrugbaar hoog. We zakken neer in de sneeuw, mijn benen zwaar en mijn lichaam slap. Ik moet wat eten maar heb geen trek. Ik haal diep adem, proef de droogte van de hoogte, ruik de metalen geur van de stijgijzers en het natte leer van mijn handschoenen.

Ik eet kleine happen die moeizaam naar binnen glijden, en kijk omhoog naar dat laatste obstakel. De zon staat hoog en de sneeuw schittert zo fel dat ik mijn ogen tot spleetjes moet knijpen. Dan, langzaam, gespen we onze harnassen weer vast en maken we ons klaar voor de eindspurt. Ieder in zijn eigen gedachten. Ieder zijn eigen strijd. Mijn handen vinden het touw en stap voor stap trek ik mijzelf omhoog. Mijn benen protesteren bij elke beweging, mijn adem stokt steeds sneller maar ik duw door. De wereld om me heen versmalt tot het piepkleine stukje ijs vlak voor mijn voeten en het doffe krassen van de stijgijzers in de harde sneeuw.
En dan, ineens, is daar de rand. Eén laatste stap en ik sta boven. Op de top van Mera Peak. 6.476 meter hoog! De wind die snijdt langs mijn gezicht, vermoeid maar ook zo trots en vol euforie. Tranen prikken achter mijn zonnebril. Ik heb het gedaan!